20. Kleurmodi en transparantie

Kleurmodi

Inleiding

Een afbeelding kan worden voorgesteld als een tweedimensionale tabel, met in elke cel van de tabel de gegevens van één pixel (beeldelement). Elke cel heeft een vast aantal bits beschikbaar voor de gegevens van een pixel. Hoeveel bits per pixel beschikbaar zijn hangt af van de kleurmodus.

Het kleurenpalet

Het kleurenpalet is een tabel waarin alle te gebruiken kleuren worden opgesomd. (bv. 0: zwart, 1:donkerrood, 2:lichtgroen, 3:donkergeel, 4:grijs,  5:donkerblauw, 6:paars, 7:  ...).
Per pixel hoeft dan alleen de index te worden genoteerd, het volgnummer uit de tabel.  De rij 0 0 3 3 3 5 1 geeft dus in het tussen haakjes genoemde voorbeeld 7 achtereenvolgende pixels aan, met de kleuren zwart, zwart, donkergeel, donkergeel, donkergeel, donkerblauw, donkerrood.

Natuurlijk worden de kleuren niet in woorden omschreven, zoals in hierboven. In plaats daravan gebruikt men de RGB kleurwaarden.

Omdat hierbij gebruikt wordt van een index, wordt gesproken van geïndexeerde kleuren.

Het aantal gebruikte kleuren bepaalt in hoeveel bits een pixel kan worden opgeslagen.
Een 1-bits kleurmodus kan 2 kleuren bevatten (0 en 1),
een 2-bits kleurmodus kan 4 kleuren bevatten (met de indices 00, 01, 10 en 11).
een  4-bits modus kan 16 kleuren bevatten en
een 8-bits modus 256 kleuren.

Modi met geindexeerde kleuren

De zwart-wit modus

dialoogvensterDeze modus, ook wel de monochroom modus genaamd, kent slechts twee kleuren, gewoonlijk zwart en wit. Deze modus neemt slechts 1 bit per pixel in beslag, dat is minder ruimte dan alle andere modi.
(24x zo weinig als de RGB modus).
Geschikt voor (fotokopieën van) handgeschreven documenten.

De zwart-wit modus ondersteunt geen lagen.

Zet een afbeelding als volgt om naar de zwart-wit modus:

  • Open het dialoogvenster Geïndexeerde kleuren op een van de volgende manieren:
    • Menu: [Afbeelding > Modus > Geïndexeerde kleuren...]
    • of Werkbalk: klik op knop ge:indexeerde kleuren
  • Klik in het dialoogvenster op de tab Systeem (zie de figuur rechts)
  • Kies voor Monochroom of Zwart-wit rastering.
  • Bij zwart-wit rastering worden grijstinten gesimuleerd door (bv. om en om) zwarte en witte pixels te zetten.
  • Bekijk een afbeelding - liefst een foto -  in de verschillende geïndexeerde kleurmodi om te zien in hoeverre de kwaliteit achteruit gaat bij andere modi dan RGB.
  • Gebruik de zwart-modus alleen bij het opslaan, aangezien knippen en plakken, filters en tekengereedschappen niet beschikbaar zijn in deze modus.
    Gebruik altijd de RGB-modus om afbeeldingen bij te werken.

Modi met 4 tot 16 kleuren

dialoogvensterEen 16 kleurenmodus gebruikt 4 bits om de zestien kleuren of grijswaarden vast te leggen, dat is 4 x zoveel als de zwart-wit modus, maar slechts een zesde deel van de RGB-modus.
Het bespaart dus opslagruimte. Voor foto's is de kwaliteit onvoldoende, maar voor grafieken of tekeningen met een beperkt aantal kleuren kan het volstaan.

Zet een afbeelding als volgt om naar een van de 4..16 kleurmodi:

  • Open het dialoogvenster Geïndexeerde kleuren op een van de volgende manieren:
    • Menu: [Afbeelding > Modus > Geïndexeerde kleuren...]
    • of Werkbalk: klik op knop ge:indexeerde kleuren
  • Klik op de tab [Systeem] en kies voor 4 grijstinten of 16 grijstinten. (Beide methoden gebruiken een spreidings-algoritme voor een beter resultaat.)
  • Of klik op de tab [Geoptimaliseerd] (zie de figuur rechts) en klik op 8 kleuren of 16 kleuren.
    Zet een vinkje bij [Spreiding] voor een wat beter resultaat.

De kleurenmodi op het tabblad Systeem gebruiken vaste (in normen vastgelegde) kleuren/grijstinten. De kleurenmodi op het tabblad Geoptimalisserd proberen zoveel mogelijk de kleuren te gebruiken die in de oorspronkelijke afbeelding aanwezig zijn.

  • Bekijk een afbeelding - liefst een foto -  in de verschillende geïndexeerde kleurmodi om te zien in hoeverre de kwaliteit achteruit gaat bij andere modi dan RGB.
  • Gebruik de geïndexeerde modi alleen bij het opslaan, aangezien knippen en plakken, filters en tekengereedschappen niet beschikbaar zijn in deze modi.
    Gebruik altijd de RGB-modus om afbeeldingen bij te werken.
  • Sla de afbeelding bij voorkeur ook op in de RGB-modus, omdat hierbij geen verliezen in de kleuren optreden.

Modi met 20 tot 256 kleuren

De 256 kleuren modus gebruikt 8 bits (1 byte) per pixel (een derde van de RGB modus) en biedt een goed compromis tussen opslagruimte en visuele kwaliteit. Wordt daarom vaak op het internet gebruikt.
De bestandsformaten GIF en PNG ondersteunen de 256 kleurenmodus.

Zet een afbeelding als volgt om naar een van de 20..256 kleurmodi:

  • Open het dialoogvenster Geïndexeerde kleuren op een van de volgende manieren:
    • Menu: [Afbeelding > Modus > Geïndexeerde kleuren...]
    • of Werkbalk: klik op knop ge:indexeerde kleuren
  • Selecteer op de tab [Geoptimaliseerd] de waarde [256 kleuren] (aangeraden) of een van de waarden [32 kleuren], [64 kleuren] of [128 kleuren].
    Een vinkje bij [Spreiding] verbetert het resultaat.
  • Of selecteer op de tab [Systeem] een van de volgende waarden [256 grijstinten], [Windows 20 kleuren] of [Web 216 kleuren].
    216 kleuren: vroeger waren veel computers om geheugen te sparen ingesteld op het gerbuik van 216 kleuren. [Web 216 kleuren] gebruikt deze kleuren. Op die computers ziet deze kleurmodus er het best uit.
  • Bekijk een afbeelding - liefst een foto -  in de verschillende geïndexeerde kleurmodi om te zien in hoeverre de kwaliteit achteruit gaat bij andere modi dan RGB.
  • Gebruik de geïndexeerde modi alleen bij het opslaan, aangezien knippen en plakken, filters en tekengereedschappen niet beschikbaar zijn in deze modi.
    Gebruik altijd de RGB-modus om afbeeldingen bij te werken

RGB modus

De RGB-modus kent geen geïndexeerde kleuren. Van elke pixel wordt de helderheid van Rood, Groen en Blauw opgeslagen (vandaar de naam RGB) in een byte per kleur (totaal dus 3 byte per pixel). Omdat een byte getallen tussen 0 en  255 kan bevatten is 0 de minimale helderheid en 255 de maximale.

Voor elke kleur zijn er dus 256 mogelijkheden. RGB kent dus 256 x 256 x 256 = 16 777 216 aantal kleuren. Vaak wordt gesproken van 'ware kleuren'.

De RGB  modus staat het gebruik van lagen toe en is de standaard modus van PhotoFiltre .

  • Zet een afbeelding als volgt in de RGB via het menu [Afbeelding > Modus > RGB kleuren]
    of klik in de werkbalk op de knop knop RGB kleuren.

RGBA modus

De RGBA modus is in feite de RGB modus waaraan een extra alfa-kanaal is toegevoegd, waarin de transparantie wordt opgeslagen. Zie bij Wat is: alfatransparantie en het hoofdstuk over transparantie hieronder.
De RGBA modus is niet toegankelijk in een afbeelding met lagen.

  • In een afbeelding met lagen kunt u de transparantie instellen via [Laag > Transparantie > Dekking]

Transparantie

Transparantie is de doorzichtigheid van een afbeelding. waardoor elemenen achter de afbeelding zichtbaar zijn. In PhotoFiltre (en veel andere tekenprogramma's) worden transparante delen van een afbeelding met een dambord aangegeven.

Photofiltre kent twee soorten transparantie, gewone transparantie en alfatransparantie.

trnasparanties
Van links naar rechts:
- Het oorspronkelijke voorwerp
- Gewone transparantie
- Alfatransparantie: De afbeelding is ca. 50% transparant
- Alfatransparantie: De transparantie verloopt van boven naar beneden.

Gewone transparantie

Bij gewone transparantie is één kleur (volledig) transparant. Deze transparantie kan worden toegepast op (een kleur van) een  afbeelding  met geïndexeerde kleuren of  RGB  kleuren.
De bestandsformaten PNG en GIF ondersteunen gewone transparantie.

Zie het hoofdstuk Bestanden opslaan voor meer informatie over de verschillende formaten waarin een afbeelding kan worden opgeslagen.

Gewone transparantie toepassen

dialoogvensterGewone transparantie past u als volgt toe:

  1. Controleer met [Afbeelding > Modus] of de afbeelding in  {Geïntegreerde kleuren] of [RGB kleuren] staat.
  2. Vervolgens opent u met [Afbeelding > Transparantiekleur] of met de knop knop transparantiekleur het diaoloogvenster Transparantie. Hier kunt u instellen welke kleur transparant moet worden.
  3. Wijs met de muis in de afbeelding de kleur aan die u transparant wil maken (de muiscursor verandert daarbij in een pipet.) en klik met de linker muisknop.
  4. Selecteer met de schuif een tolerantiewaarde (tussen 0 en 100).
    Deze waarde geeft aan of alleen de aangeklikte kleur transparant wordt (tolerantie 0) of ook kleuren die op de aangeklikte kleur lijken. (Zie ook bij tolerantie voor een anuwkeuriger omschrijving.)
  5. Als de afbeelding al een transparante kleur heeft, moet u kiezen uit een van de volgende mogelijkheden:
    1. Met huidige transparante kleur samenvoegen
      De nieuw gekozen kleur wordt óók transparant
    2. Huidige transparante kleur vervangen
      De transparante kleur wordt weer ziochtbaar en de nieuw gekozen kleur wordt transparant.
    3. Transparantie uitschakelen
      Geen enkele kleur is meer transparant.

  • U kunt het transparante gebied vergroten met het gum gereedschap gum
  • U kunt een gebied selecteren en dat transparant maken via het menu [Afbeelding > Automatische transparantie]
  • U kunt het transparante gebied vergroten met het gum gereedschap gum

Gewone transparantie uitzetten

De transparantie kan als volgt worden uitgeschakeld:

  • Kies uit het menu: [Afbeelding > Transparantie kleur]
  • Zet een vinkje bij [Transparantie uitschakelen]

Maar één kleur transparant

Hoewel hierboven soms anders lijkt, kan maar één kleur van een afbeelding transparant zijn.
Het komt erop neer dat PhotoFiltre alles wat transparant moet worden de transparantiekleur geeft:

  • Stel dat wit als transparantiekleur kiest en een tolerantie van 100 instelt. Dan zet PhotoFiltre alle  kleurnuances die binnen de toelarantie vallen om in wit.
  • Als u eerst transparantiekleur wit kiest en dan bij stap 5a  hierboven oranje als tweede kleur toevoegt , dan verandert PhotoFiltre het oranje in wit, de transparantie kleur. 
  • Als u een gebied gumt, zoals bij de eerste tip, dan geeft PhotoFiltre het gegumde gebied de transparantiekleur.
  • Als u een gebied selecteert en dat transparant maakt, zoals bij de tweede tip, dan wordt dat gebied in feite ingekleurd met de transparantiekleur en daardoor transparant.

Dat betekent dat als u (later) de transparantie uitschakelt, alle transparantiegebieden dezelfde kleur hebben, en niet verschillende kleuren.

Alfatransparantie

Alfatransparantie (Alpha channel - alfa kanaal in het Engels) bestaat uit het toevoegen van een extra byte (voor elke pixel van de afbeelding) die de dekking aangeeft (0 = transparant geen dekking;  255 = niet transparant, volledige dekking; 64 = ca 25% dekking, dus 75% transparant - 100x64/255 ≈ 25 ).
Het proces van het toevoegen van een alfa-kanaal wordt vaak aangeduid met de Engelse term alpha blending.  Zie het aparte artkeltje over alfatransparatie voor meer details.

Alfatransparantie wordt ondersteund door de bestandsformaten PNG, TIFF, Targa en BMP.

Zie het hoofdstuk Een afbeelding opslaan voor mer informatie over bestandsformaten.

Alfatransparantie aanbrengen

  1. Om alfatransparantie te creëren moet u eerst overshcakelen naar de RGBA modus:
    Dit gaat via het menu: [Afbeelding > Modus > RGBA (alfakanaal].
    Opmerking: Soms is [RGBA (alfakanaal)] niet aanklikbaar, klik dan eerst op [RGB kleuren]. Daarna kunt [RGBA (alfakanaal)] wel kiezen.
  2. Kies dan afhankelijk van uw behoeften uit de mogelijkheden 3 of 4.
  3. dialoogvensterU wilt een transparante kleur kiezen:
    Kies uit het menu: [Laag > Transparantie > Transparantie kleur...]
    en geef in het dialoogvenster op:
    De (transparantie) kleur (klik in de afbeelding op de gewneste kleur)
    De tolerantie (om kleurnuances ook transparant te maken)
    De dekking  (dekvermogen: 0=transparant, 100=niet transparant)
  4. Om het geselecteerde gebied of een hele laag transparant te maken:
    Maak een selectie (als u niet de hele laag transprant wilt maken)
    Kies dan uit het menu: [Laag > Transparantie > Dekklng...]
    en stel de dekking (dekvermogen in).
  • U kunt stap 3 en/of 4 zo vaak herhalen als u wilt om het transparante gebied verder uit te breiden.
  • Bij Alfatransparantie gaat geen informatie verloren zoals bij gewone transprantie als verschillende kleuren/gebieden transparant worden gemaakt. Als de alfatransparantie wordt uitgeschakeld is de afbeelding weer net zo als voordat alfatransparantie werd ingesteld.
    Dat komt omdat bij alfatransparantie van elke pixel de dekking wordt vastgelegd, bij gewone transparantie niet.
  • U kunt ook met het gum gereedschap gum stukken transparant gummen. De ingestelde druk van het gum bepaalt de transparantie.

Alfatransparantie uitschakelen

U kunt de altransparantie uitschakelen op een van de volgende manieren:

  • Via het menu: [Laag > Transparantie > Alfa transparantie uitzetten]
  • Of door over te schakelen naar de RGB modus:
    • Via het menu [Afbeelding > Modus > RGB kleuren]
    • Of door in de werkbalk te klikken op de knop RGB.

Alfa kanaal bewerken

U kunt het alfa kanaal bewerken voor meer subtiele of ingewikkelde transparantie effekten, zoals een verlopende transparantie.

Selecteer eerst de laag waarvan u het alfa kanaal wilt bewerken en kies dan uit het menu:
        [Laag > Transparantie > Bewerk alfa kanaal].

U krijgt dan een afbeelding in grijstinten te zien, die op elk punt van de afbeelding de dekking aangeeft, van zwart (geen dekking, volledig transparant) tot wit (volledige dekking, niet transparant).

  • Het alfa kanaal van een afbeelding zonder transparantie ziet er egaal wit uit. (wit is: geen transparantie, volledige dekking).
  • Het alfakanaal van een volledig transparante laag ziet er egaal zwart uit.

Bewerkte alfa kanaal terugzetten

In feite is dit alfakanaal een nieuwe afbeelding die u kunt bewerken zoals elke afbeelding: u kunt lijnen trekken, teksten toevoegen, kleurverlopen aanbrengen.
U mag ook gerust kleuren aanbrengen in de figuur, al zal het uiteindelijke effekt uitsluitend afhangen van de helderheid, niet van de kleur.
Het uiteindelijk doel is om een 'tekening' te maken waarvan de helderheid de dekking aangeeft: hoe helderder een punt is, hoe groter de dekking.


Als u klaar bent met de bewerking van het alfa kanaal kunt u als volgt terugzetten in de oorspronkelijke afbeelding:

  • Maak een kopie van het alfa kanaal
    • Met [Bewerken > Kopiëren]
  • Open de oorspronkelijke afbeelding
  • Als de afbeelding verschillende lagen bevat selecteert u de laag waarop u het alfaknaal wilt plakken.
  • Kies uit het menu: [Laag > Transparantie > Plakken als alfaknaal]

Een voorbeeld

In dit voorbeeld wordt uitgewerkt hoe een verlopende transparantie kan worden aangebracht:

oorspronkelijke plaatoorspronkelijke plaatresultaat verlopend

1. Figuur zonder transparantie
2. Bewerkte alfa kanaal
3. Alfa kanaal teruggekopieerd
4. Figuurmet transparantie op
    witte achtergrond.

            1.                      2.                       3.                      4.

  • Open een figuur (zoals de blauwe driehoek bij 1)
  • Schakel de RGBA modus in met [Afbeelding > Modus > RGBA (alfa kanaal)]
  • Haal het alfa kanaal op vanuit het menu: [Laag > Transparantie > Bewerk alfa kanaal]
    Omdat er nog geen transparantie is ingesteld, is het alfa kanaal egaal wit.
  • Bewerk het alfa-kanaal zó dat het er ongeveer uitziet als figuur 2.
    De bovenste 20% van de figuur is egaal wit gemaakt (met omkaderen en vullen), de onderste 20% egaal zwart. Daarna is het middengebied gevuld met een kleurverloop tussen wit (boven) en zwart (onder).
    Zie figuur 2.
    Het resultaat zal zijn dat de bovenkant van de figuur een tamelijk grote dekking heeft, terwijl de onderkant van de figuur tamelijk transparant is.
  • Nu moet het alfa kanaal nog gekopieerd worden naar de oorspronkelijke figuur:
    • Kopieer de figuur van het alfakanaal met [Ctrl+C] of rechtsklikken en [Kopiëren].
    • Open de oorspronkelijke figuur en kies uit het menu [Laag > Transparantie > Plakken als alfa kanaal]
      De figuur moet er nu uit zien zoals bij 3..
  • Sla de nieuwe figuur in een formaat dat alfatransparantie ondersteunt, bv. PNG formaat.
    Het ziet er op een witte achtergrond uit als figuur 4.

 
naar de index naar de vorige pagina naar de volgende pagina